28.7.18

Een gedicht van Hieronymus van Alphen, om kinderen te leren niet bang te zijn voor overleden mensen.

Het lijk

Mijn lieve kinders, schrikt tog niet,
Wanneer gij dode menschen ziet;
 
Zoudt gij voor lijken beven?
Kom hier: deez bleke koude man,
Die voelen, zien, noch horen kan,
 
Houdt nu niet op te leven.
 
Hij denkt en werkt – ja meer dan gij;
Maar met geen ligchaam zo als wij.

  De ziel is weg van de aarde.
Die God, dien hij hier heeft gevreesd,
Is bij hem in zijn dood geweest;

  En houdt dit lijk in waarde.
 
Al is de ziel van ’t ligchaam af,
Al daalt het lijk in ’t donker graf,

  Dat moet u niet doen ijzen.
Gelooft het tog, de goede God
Zal zelfs dit lelijk overschot

  Veel schooner doen verrijzen.
 

Ach, lieve kinders! zegt dan niet;
Wat is dat sterven een verdriet!

  Mogt ik maar altoos leven!
Wanneer ge God bemint en dient,
Dan voert de dood u, als een vriend,

  In ’t eeuwig zalig leven.
 
En komt dan eens de jongste dag,
Dan zal het ligchaam, dat daar lag,

  Zig levend weêr vertoonen.
Dan voeren de Engelen van beneên
U zingend naar den Hemel heên,

  Om eeuwig daar te woonen.
 
Mijn lieve kinders schrikt dan niet,
Wanneer gij doode menschen ziet;

  Zoudt gij voor lijken beven?
Zegt liever vrolijk – deze man,
Die hier niet zien of hooren kan,

  Mag in den hemel leven.

20.1.18

Een gedicht van Henry King (1592-1669).

 

 Sic Vita


Like to the falling of a Starre;
Or as the flights of Eagles are;
Or like the fresh springs gawdy hew;
Or silver drops of morning dew;
Or like a wind that chafes the flood;
Or bubbles which on water stood;
Even such is man, whose borrow’d light
Is streight call’d in, and paid to night.

The Wind blowes out; The Bubble dies;
The Spring entomb’d in Autumn lies;
The Dew dries up; the Starre is shot;
The Flight is past; and Man forgot.